
1. International Competition for the Design of Low-Cost Furniture
2. Van metaal naar glasvezel
3. Europese licentie
4. Kenmerken van de originele stoel en de herinterpretaties die eruit voortvloeiden
Van staal naar glasvezel
Waar het oorspronkelijke ontwerp van de zitschaal opgetrokken was uit het zware gietstaal, bleek al snel dat dit voor grotere series té duur zou uitvallen en er bovendien risico bestond op roestvorming. Last but not least bleek het materiaal ook veel te koud & weinig comfortabel, en zou er dus moeten een neopreen-coating worden voorzien om het zitcomfort te verbeteren. Allemaal factoren die de complexiteit van het productieproces zouden doen toenemen, en er uiteindelijk ook voor zorgden dat Charles Eames en diens echtgenote Bernice ‘Ray’ Kaiser de aandacht richtten op glasvezel als valabel alternatief.

Het was botenbouwer John WIlls die een eerste glasvezel-replica maakte van de originele, maar te prijzige metalen zitschaal. Saillant detail: toen Eames de twee replica’s ging oppikken, kon hij slechts een van de twee prototypes betalen. De zitschaal die hij er achterliet, lag ruim 50 jaar bovenop een soort afvalbak, waarna het kleinood gedoneerd werd aan het Henry Ford Museum in Dearborn (Michigan).
Eames vroeg botenbouwer John Wills een replica van de metalen zitschaal te maken uit glasvezel. Wills, die er in 1947 als eerste in geslaagd was speciaal glasvezel drukloos te laten uitharden op kamertemperatuur, maakte uiteindelijk twee prototypes voor zo’n 25 dollar. De prototypes werden goed bevonden, en de firma Zenith Plastic nam in de beginjaren (vanaf 1950) in opdracht van de Herman Miller Company (met wie de Eameses een langdurend partnership aangingen) de grootschalige productie op zich. In 1983 beëindigde de Herman Miller Company de overeenkomst met Zenith Plastics.

Op dit beeld uit 1949 is te zien hoe men bij Zenith Plastics de glasvezel met een matrijs tot de vorm van de DSW perst. (Courtesy Herman Miller)
